Praktijk examen
Wat wordt er getoetst ?
De examinator toetst of je veilig en zelfstandig kunt rijden. En of je voldoende rekening houdt met andere weggebruikers. De examinator let onder andere op:
- Je beheersing van de auto
Zorg dat je je auto goed beheerst en alle bedieningen weet te vinden (lichten, ruitewisser etc.)
Hoe goed weet je de auto te controleren / bedwang te houden. Niet te hard, niet te langzaam, hou je op een tempo. Je bent niet bang om goed door te rijden. - Kijkgedrag
Kijk goed om je heen. Weet wat er om je heen gebeurt.
Voor dat je richting geeft, altijd eerst kijken.
Laat soms ook horen dat je het heb gezien. - Of je goed voorrang verleent
Verleen voorrang waar nodig. Neem ook je voorrang waar nodig. Wees altijd SOCIAAL. - Inhalen
Heb je eerst goed gekeken, voordat je richting aangeeft en van rijstrook veranderd. - In- en uitvoegen
Hier ook eerst kijken of het vrij is, dan richting geven en vervolgens opschuiven. - Rijden op kruispunten en rotondes
Meest drukke verkeer gedeelte. Hier komt kijken en observeren het meest bij kijken.
Kijk goed naar voetgangers oversteekplaats en fietspaden. Aantal rijstroken.
Gescheiden rijstroken etc. - Bijzondere Verrichtingen
Je bijzondere verrichtingen worden getoetst hoe je deze uitvoert.
Niet alles wordt gevraagd. Doe vooral goed om je heen kijkend, vlot en veilig.
Stop bij elke naderende verkeer. Hou ook oogcontact met medeweggebruikers.
Praat desnoods erbij.
Soms is jezelf laten horen ook een manier om te laten weten dat je het hebt gezien of begrijpt. Examinatoren kunnen ook fouten maken en jou daarop ook afrekenen.
b.v. Als je zeker bent dat je hebt gekeken, maar je hoofd niet goed hebt bewogen.
Dan kan de examinator zeggen dat je niet hebt gekeken.
Je kan gewoon zeggen, “Gekeken en is helemaal vrij” of ” ik zie dat er niks aankomt …” Wees wel zeker van je zaak.